Een Belg, Duitser en Nederlander praten over hun vrouw. Nederlander: “Ik vermoed dat mijn vrouw vreemd gaat met een timmerman; toen ik laatst thuis kwam, vond ik een gereedschapkist onder het bed.” Duitser: “Ik vermoed dat mijn vrouw vreemd gaat met de melkboer; toen ik laatst thuis kwam, vond ik een melkflessenrekje onder het bed.” Belg: “Ik vermoed ook dat mijn vrouw vreemd gaat, maar dan met een paard; toen ik laatst thuis kwam, vond ik een ruiter onder het bed!”