De directeur moet van zijn huisarts aan sport doen en hij neemt tennislessen. Na een paar weken vraagt zijn secretaresse hoe het gaat. “Tja,” zegt de directeur, “dat is zoiets merkwaardigs: als ik op de achterlijn sta en er suist een bal over het net, instrueren mijn hersens razendsnel mijn lichaam: Naar de hoek! Backhand! Nu snel naar het net! Smashen! Weer terug!” “En dan? Wat gebeurt er dan?” vraagt het meisje gespannen. “Dan zegt mijn lichaam: Wie? Ik? Praat toch geen onzin!”